Het kantoor voor families en ondernemers in Saba én Nederland

Verklarende woordenlijst

Uitleg en betekenis van juridisch taalgebruik

Verklarende woordenlijst

A
Advocaat – Raadsman of raadsvrouw in juridische aangelegenheden. Een advocaat is lid van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Akte – Ondertekend geschrift dat als bewijs kan dienen.
B
Bemiddeling – Een alternatieve manier om tot een oplossing van geschillen te komen. Een onafhankelijke deskundige bemiddelaar verleent hulp om partijen tot elkaar te brengen.
C
Contra-expertise – Tegenonderzoek door een deskundige.
D
Dading – Een overeenkomst of schikking tussen partijen waardoor de rechter geen uitspraak meer hoeft te doen. Het is een contract tussen slachtoffer en dader waarin de schade wordt vergoed.
G
Geldelijk belang – Het bedrag waar het geschil om gaat.
Gemachtigde – Iemand die als vertegenwoordiger namens een partij optreedt in de procedure.
Gerecht – Rechtsprekende instantie. Bijvoorbeeld: rechtbank, gerechtshof, Centrale Raad van Beroep, College van Beroep voor het bedrijfsleven, Afdeling bestuur van de Raad van State, Hoge Raad.
Grief – Bezwaar dat in (hoger) beroep wordt aangevoerd.
Griffie – Administratieve afdeling van een gerecht.
H
Huwelijksgoederenregister – Openbaar register bij de arrondissementsrechtbank waarin op verzoek van betrokkenen wordt vermeld bijvoorbeeld of er huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt en of er een verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend.
J
Jurist – Een rechtsgeleerd persoon, of iemand die juridisch werk doet. ?Jurist? is geen wettelijk beschermde titel.
L
Legalisatie – Wettiging; verklaring van echtheid.
M
Mediation – Alternatieve methode om geschillen buiten de rechter om op te lossen. Wordt ook alternatieve geschilbeslechting genoemd.
N
Niet-ontvankelijk – Niet vatbaar voor berechting. De niet-ontvankelijkheid wordt bepaald door de rechter. Een zaak is niet-ontvankelijk als het niet tot een inhoudelijke behandeling komt omdat er niet is voldaan aan formele vereisten. In het strafrecht kan ook het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zijn als bijvoorbeeld de opsporing en vervolging niet fatsoenlijk zijn verlopen.
O
Ondercuratelestelling – Het benoemen van een curator voor een meerderjarig persoon die zijn financiële zaken door lichamelijke of geestelijke oorzaken niet meer goed zelf kan regelen.
P
Pro-Deoadvocaat – Vroeger kreeg de minder draagkrachtige burger een gratis (pro Deo) advocaat. Tegenwoordig betaalt een rechtzoekende in civiele en bestuursrechtelijke zaken een van het inkomen afhankelijke eigen bijdrage voor de advocaat. Alleen in strafzaken, als een verdachte in voorarrest zit, krijgt hij nog (automatisch) een pro-Deoadvocaat toegewezen. In de rechtszaal wordt gesproken over een ?toegevoegd advocaat?.
R
Raadkamer – 1. Rechterlijk college dat strafzaken behandelt waarvoor in de regel geen openbare zitting is voorgeschreven. Denk bijvoorbeeld aan klachten niet-vervolging (het hof oordeelt dan over de vraag of een verdachte moet worden vervolgd als het OM daartoe niet besluit). 2. Onderling beraad tussen de rechters die een zaak behandelen na de zitting om de uitspraak vast te stellen.
Raadsheer – Rechter bij het gerechtshof of de Hoge Raad. Ook een vrouwelijke raadsheer wordt raadsheer genoemd, want met een raadsvrouw/raadsman wordt een advocaat bedoeld.
Raadsman – Advocaat.
Raadsvrouw – Vrouwelijke advocaat.
Rechter-commissaris (RC) – 1. Rechter die het onderzoek naar één of meer strafbare feiten leidt. 2. De RC houdt toezicht op het beheer van de failliete boedel in faillissementen en op het traject van schuldsanering bij natuurlijke personen.
Rechtsbijstand – Gefinancierde rechtshulp.
Rekest – Verzoekschrift.
Ressort – Rechtsgebied. Nederland is verdeeld in vier ressorten, die vervolgens weer zijn onderverdeeld in arrondissementen. Elk ressort heeft een eigen gerechtshof. Zie ook: Gerechtshof.
Rol – Een lijst van de zaken die op de zitting behandeld worden, waarbij aangegeven wordt welke stukken uitgewisseld moeten worden tussen partijen.
Rolzitting – Zitting in civiele zaken waar procedurele beslissingen worden genomen en de stukken van de partijen worden uitgewisseld.
S
Schikking – Tussentijdse overeenkomst tussen partijen waarmee het conflict is opgelost voordat de civiele of bestuursrechter een uitspraak heeft gedaan.
V
Verschoningsrecht – Het recht dat een getuige op grond van zijn familierelatie met de verdachte of op grond van zijn beroep heeft om vragen van de rechter onbeantwoord te laten. Een getuige mag zich ook verschonen van het geven van een antwoord als hij zichzelf daardoor zou belasten.
Vrijwaring – De gedaagde in een civiel proces kan een derde partij bij de procedure betrekken als die ook met de zaak te maken heeft, met het doel dat de negatieve gevolgen van de uitkomst van het geschil op die derde kunnen worden verhaald. Dat heet “oproepen in vrijwaring”.